De lucht trekt dicht en donkere wolken pakken zich samen. De terrassen zijn verlaten; stoelkussens zijn haastig naar binnen gehaald, parasols ingeklapt en de tuindeuren gesloten. De bladeren van de bomen ruisen dreigend nu de wind langzaam aanzwelt, en heel in de verte is het geluid te horen van een brommer die hard optrekt. Maar als dat geluid wegsterft is het weer stil op straat.
Dan opeens wordt de stilte verscheurd door aanzwellende sirenes van politieauto’s. De bewoners van de wijk aan de rand van het bosrijke dorp worden opgeschrikt door het indringende gejank dat dichterbij komt, de wijk in, de straat in. Voor het laatste huis aangekomen zwijgen de sirenes. Politiebussen en sedans worden kriskras voor de oprit neergezet, waarmee het zicht op het huis grotendeels wordt geblokkeerd. Dan klinkt het scherpe, metalige geluid van open- en dichtslaande portieren. Een team van mannen in uniform, met POLITIE Arrestatie Team achterop hun jacks, springen soepel na elkaar uit de bussen. Op aanwijzingen van hun sectiecommandant verspreiden ze zich snel en geruisloos rondom het huis. Een aantal buurtbewoners is nieuwsgierig naar buiten gekomen om te kijken wat er aan de hand is in het huis van de familie Maas. Ze verzamelen zich op straat, voor de tuin. Maar verder komen ze niet, resoluut op een afstand gehouden door twee agenten, die de ruimte ervoor afgezet hebben met rood-witte linten. Ze turen nieuwsgierig naar het huis en verdringen elkaar voor de beste plek achter de afzetting, terwijl ze gespannen elke beweging van de geüniformeerde mannen in de gaten houden. Er is niets te zien, maar er hangt er een onbestemde spanning in de lucht, die feilloos door de toeschouwers wordt opgepikt. De onrust is bijna tastbaar, als mensen elkaar aanstoten en speculeren naar de reden van de politie-invasie. Een overval, een inbraak? Alles wijst op een misdaad, en de blauwe zwaailichten die nog aanstaan, geven het tafereel een spookachtig aanzien in de donkere voortuin….
Uit de laatste auto, een zwarte Volkswagen Golf, stappen twee mannen, die de situatie beheerst opnemen. Arie Royakkers, een oude rot in het vak die belast is met deze actie, zet kleumerig de kraag van zijn beige trenchcoat omhoog. Zijn secondant, de jongere Gert-Jan Evers, loopt met hem mee de voortuin in terwijl ze op gedempte toon de situatie bespreken. Behoedzaam lopen ze naar de zware, donkerblauw gelakte voordeur van het vrijstaande jaren-30 huis, verreweg het grootste in de straat. De kleine buitenlantaarn naast de deur zet het pad ervoor in een zwak schijnsel. Royakkers drukt een paar keer ferm op de bel, die een heldere gong laat horen. Maar alles blijft stil. Voor de zekerheid laat hij ook de zwaar koperen deurklopper met een doffe plof op de deur neerkomen, maar ook daarop komt geen enkele reactie.Gert-Jan Evers doet een stap opzij naar het zijraam, en tuurt met zijn handen langs zijn ogen de woonkamer in, die slechts vaag verlicht is; er lijkt niemand aanwezig. Ze mannen overleggen kort met elkaar, waarna ze teruglopen, de tuin in.
Royakkers posteert zich op de oprit, om de situatie ter plekke in zich op te nemen. Chagrijnig heeft hij zijn armen om zijn buik geslagen. Hij had net op het punt gestaan om naar huis te gaan, na zijn late dienst die dag. Moe van een drukke werkweek, en een beetje rillerig had hij zich verheugd op een rustige avond voor de buis. Die werd hem echter op het laatste moment door de neus werd geboord door de melding van een gewapende overval in Molenhoek. Vuurgevaarlijke indringers zouden zich verschanst hebben in een woonhuis, dat zich, volgens zijn informatie, in de villawijk aan de buitenzijde van het dorp bevond, aan de grens met het daarachter gelegen bos. Code rood. Zijn team was in allerijl opgeroepen en eenmaal onderweg had hij nog de nodige informatie doorgekregen van de meldkamer.Royakkers negeert zijn opkomende hoofdpijn en observeert ingespannen het huis met de in witte hoogglans gelakte kozijnen, dat zo’n tien, twaalf meter van de straat af ligt. Het pand en zijn omgeving zijn, op het struikgewas achterin na, redelijk overzichtelijk. Links naast het woonhuis bevindt zich een breed, met waalsteentjes bestraat gedeelte; een dubbele oprit die aansluit op de zijtuin. Zijn oog was al direct getrokken door de twee auto’s die daar stonden; een donker gekleurde Volvo, donkerblauw waarschijnlijk, en een glanzend zwarte Porsche. Dure karren. Na een korte inspectie had hij vastgesteld dat er niemand in de voertuigen aanwezig was. Hij laat zijn blik over de riant ogende villa glijden, die deels met klimop is begroeid. Zelfs in het schemerduister registreert hij meteen de onmiskenbare luxe van het huis, met zijn rietgedekte kap, perfect onderhouden lakwerk, en de royale tuin, die omzoomd is door weelderige heesters en struiken. Zijn in feite wat voorbarige conclusie, dat geld wel een rol zal spelen in dit drama, is statistisch gezien dan ook zeker niet onwaarschijnlijk. Maar niets is zeker in dit stadium.
Evers is met enkele van zijn mannen naar de achterkant van het huis gelopen, terwijl de rest van het team zich verspreid in de tuin heeft opgesteld, tot aan de afrastering achterin. Via een systeem van kleine microfoons, die aan de kragen van hun jacks zijn bevestigd, houden ze elkaar op de hoogte. Maar op dit moment is er nog weinig te melden… Een magere knaap, die vooraan achter de politieafzetting staat, is ervan overtuigd er meer van te weten. Overtuigend vertelt hij zijn buurman dat het ‘natuurlijk’ met drugs te maken heeft. Met een breed armgebaar duidt hij op het grote vrijstaande huis, en op de glanzende auto’s op de oprit. ‘Ja man, hoe denk je anders dat ze aan die poen komen?’De man naast hem reageert prikkelbaar dat die Porsche niet van de bewoner is. Maar hij moet toegeven ook niet te weten van wie die dan wel is. Dan zwijgen ze weer, en staren gebiologeerd naar het huis met zijn diepe achtertuin.
Het geroezemoes van het publiek achter de politielinten is geladen met een onverbloemde sensatiezucht. Maar ondanks de schijnwerpers die door de tuin flitsen, is er weinig te zien. Daarvoor is het te donker, en bovendien ontnemen de auto’s en de struiken in de tuin hen een goed zicht op het schouwspel.Twee knullen uit de buurt, die juist op weg waren naar de stad, hadden meteen rechtsomkeert gemaakt toen zij de sirenes hoorden. Nieuwsgierig zijn ze met hun scooters zo ver mogelijk door gereden, om alles eerste rang te kunnen volgen. ‘Er is er vast een koud gemaakt!’ gokt een van hen beiden.‘Oh ja, en waar blijft de ambulance dan, en waarom sluipen die smerissen nog rond?’ reageert zijn maat cynisch. ‘Weet ik veel…’ Hij haalt nonchalant zijn schouders op.
De oprit, waar Royakkers is gaan staan, is strategisch gezien de meest voor de hand liggende keuze; van hieruit zijn zowel de voor- als de zijkant van het huis duidelijk in beeld. Routinematig zoomt hij met zijn blik in op mogelijke ontsnappingswegen.De ramen in de dakkapellen bovenin zijn donker. Alles lijkt rustig, maar schijn bedriegt in dit soort situaties. Na negentwintig jaar ervaring met het arrestatieteam is hij op zijn qui-vive, en ingespannen tuurt hij naar de achterdeur van het huis, die op het terras ernaast uitkomt. Dat moet de keuken zijn. Hier zouden de gegijzelden zich bevinden, volgens de aanwijzingen die hij heeft doorgekregen. Er brandt licht, maar er is niemand zichtbaar achter de half gesloten gordijnen. Zijn blik glijdt verder. Linksachter in de hoek van de tuin bevindt zich de garage, waarvan de elektrische kanteldeur aan de voorzijde gesloten is. Verder achterin de tuin zijn de contouren zichtbaar van een aantal grote bomen, en iets wat lijkt op een strook wild struikgewas, dat grenst aan het daarachter liggende bos. De spaarzame buitenverlichting achterin geeft echter onvoldoende zicht om details te kunnen onderscheiden.
Opeens vliegt de achterdeur met een ruk open. Een lange man met een donker jack aan en een wollen mutsje op zijn hoofd, rent over het terras de donkere tuin in. In zijn vlucht ontwijkt hij de grote, teakhouten tuintafel, en rent richting het dichte struikgewas achterin. Maar hij komt niet ver; als door een onzichtbaar obstakel pootje gehaakt struikelt hij en klapt voorover op de grond. Het pistool, dat hij bij zich had, is uit zijn hand geschoten, en ligt een paar meter verderop in het gras. Als hij weer op wil krabbelen kijkt hij onthutst in de loop van een Walther P99Q.‘Op je buik, en handen op je rug’ commandeert een agent met een indrukwekkend postuur nors, terwijl een tweede agent klaarstaat met een tasergun in de aanslag. De knaap gehoorzaamt gelaten, en meteen worden zijn armen naar achteren getrokken en wordt hij in de boeien geslagen. Dan wordt hij overeind gehesen, grondig gefouilleerd en zijn zakken worden leeggemaakt. Een halfvol pakje shag, een mobiele telefoon, een paar verfrommelde bonnetjes, een euromuntstuk, een klein plastic zakje met een onbestemde licht-grijsgroene inhoud, een aansteker en een goedkope ballpoint worden in een plastic zak gestopt. Het is een vaste procedure om te voorkomen dat een van de voorwerpen als wapen gebruikt kan worden. Maar de wat schriele gast, waarschijnlijk niet ouder dan een jaar of vijf- zesentwintig, is compleet overdonderd door de politieactie. Hij lijkt niet van plan ook maar iets te gaan ondernemen tegen deze overmacht.Lijdzaam laat hij zich meetronen door de agent, die hem in de richting duwt van een van de politiebussen. De agent duwt zijn hoofd omlaag en drijft hem met een geroutineerde beweging op de achterbank. Dan zwaait het portier met een klap dicht. Hij kan geen kant meer op; beide deuren zijn hermetisch gesloten. Verbitterd hoort hij hoe de agent in zijn mobilofoon melding maakt van het in hechtenis nemen van een van de overvallers. De man achter het stuur begroet hem spottend.‘Zo, jongen, nog laat op stap?’Hij zucht diep, en laat zich gedesillusioneerd op de achterbank zakken. Voor hem is het spel definitief uit…
Het hele spektakel heeft hooguit drie minuten in beslag genomen. Een van de agenten is bij de arrestant in de auto gestapt voor een eerste ondervraging ter plekke, voordat hij wordt afgevoerd naar het bureau. Royakkers zelf heeft de arrestatie op een afstand gevolgd, maar hij weet dat er nog meer overvallers in het huis moeten zijn. Dan opeens is een schurend gerucht achter in de tuin hoorbaar. Meteen richt hij zijn blik op de buitendeur van de garage. Het geluid lijkt daar vandaan te komen…Dan ziet hij hoe de deur aan de zijkant van het stenen gebouw langzaam, met een licht schrapend geluid, wordt opengeduwd. Behoedzaam komen een man en een vrouw uit de garage tevoorschijn met hun handen omhoog, terwijl ze nerveus naar de politiemacht in de tuin kijken. Onmiddellijk richten de drie dichtstbijzijnde agenten hun wapens op hen. Een van hen commandeert hen te blijven staan, terwijl ze vol in de schijnwerpers worden gezet. Charlie en Fenna blijven verschrikt staan. Charlie houdt beschermend zijn arm voor zijn ogen, terwijl hij tegen het licht in kijkt. ‘Ho, wacht…’ roept hij gealarmeerd. ‘Ik ben niet de man die jullie moeten hebben…’ Terwijl ze hun wapen op hen gericht houden, lopen twee agenten op hem af, en blijven op anderhalve meter afstand staan, wachtend op zijn verklaring.Struikelend over zijn eigen woorden begint Charlie Keizer te vertellen dat hij degene is de melding heeft gedaan van deze overval. Maar voor hij de kans krijgt het hele verhaal uit de doeken te doen, worden Fenna en hij naar een plek achter de garage gedirigeerd, uit een mogelijke vuurlinie. Daar gebaart de agent hem zijn relaas af te maken.‘Die man die jullie net gepakt hebben was zijn maat!’ roept Charlie met zijn ogen wijd opengesperd. ‘Van de overvaller, die nog binnen is!’ Gejaagd vertelt hij dat ze net op het punt hadden gestaan om de garage uit te komen toen ze hem naar buiten zagen stormen en regelrecht in de armen van de politie lopen. Daarna hadden ze afgewacht tot hij was ingerekend en afgevoerd, legt Charlie nerveus uit. De politiemannen kijken hem strak aan, terwijl hij vertelt wat zich tot nu toe in het huis heeft afgespeeld. Dat ze op bezoek waren toen de bel ging, en die twee agressieve kerels binnen kwamen stuiven. En hoe hij heeft gezien dat hun vrienden in de keuken met een pistool werden bedreigd door die gasten. ‘Dat waren zijn handlangers. Maar het gaat om die vent die nu nog binnen zit. Hij is degene die Emmaly en Willem Maas nu onder schot heeft,‘ meldt Charlie opgewonden. ‘Tenminste, dat is het laatste wat ik gezien heb…’ besluit hij zijn verhaal. Fenna knikt heftig. Ze had het hele gebeuren vanachter een kier in de deur goed kunnen volgen. Met gespannen gezichten wachten ze de instructies van de geüniformeerde mannen af. In het huis roert zich nog altijd niets.