Winter in het stadswandelpark

, en 

Een van de foto’s uit de oude doos, die herinneringen bij me oproept. Samen met mijn moeder, mijn zusje en mijn grote broer (rechts) proberen we de zwaan, die uit het halfbevroren water komt, te verleiden dichterbij te komen. De snee oud brood, die mijn kleine zusje hem toesteekt, lijkt te werken; de zwaan komt argwanend dichterbij en hapt dan gulzig toe. Mijn oudere broer Ben, dertien jaar op dat moment, kijkt, met de slee in zijn hand, afwachtend toe…
Een nostalgisch beeld uit de winter van 1961-62. Sneeuw, warme jassen en vrolijke gezichten… Het Stadswandelpark, een park ten zuiden van het centrum van Eindhoven, vormde het decor van dit plaatje. Maar in datzelfde jaar, in diezelfde winter zelfs, speelde zich ook een ander scenario af, dat wat minder blije gezichten opleverde…

De ‘agent’

Het was een heldere namiddag. De dagen ervoor was er veel sneeuw gevallen, en ik mocht met mijn grote broer en mijn hartsvriendin Els, die net weer beter was, na school naar het park, om te gaan sleeën en in de sneeuw te spelen.
Het zal zo tegen een uur of vier, halfvijf geweest zijn, dat Els en ik lachend en sleeënd door het park crosten, terwijl Ben met zijn fiets in de buurt bleef. Er was nauwelijks verschil te zien tussen de wandelpaden en het keurige gazon, waar nu een dikke laag sneeuw op lag.  En wij hadden, als 8-jarige kinderen, natuurlijk totaal geen oog voor het kleine bordje, dat vermanend boven de sneeuw uitstak.
Totdat een man in een donkere jas en een pet op, een agent dachten wij, ons bars aansprak over ons gespeel op het grasveld. Ons volledig onbewust van de regel die we overtraden, staarden we geschrokken naar het bordje ‘verboden te betreden’, dat wandelaars van het grasveld moest weren. Maar gelukkig bleef het bij een waarschuwing. We knikten gehoorzaam, met de belofte het gras verder te mijden, waarna de man weer doorliep, met zijn fiets aan de hand. Uitgelaten als we waren duurde het echter nog geen vijf minuten voor we de waarschuwing weer vergaten; de maagdelijke sneeuw op het grasveld was té aantrekkelijk.
Toen het begon te schemeren, wisten we dat het tijd was om naar huis te gaan, als we voor het donker thuis wilden zijn. Maar nog voor we de uitgang van het park bereikten, stond de man met de fiets, die ons eerder berispt had, opeens weer voor onze neus. Hij had gezien dat we zijn waarschuwing in de wind hadden geslagen, baste hij streng, en nu was hij verplicht onze ouders op de hoogte te stellen van onze overtreding. Onder de indruk van zijn verhaal knikten we geïmponeerd, en gaven antwoord op zijn vraag waar we woonden. Of we daar een bewijs van bij ons hadden, vroeg hij. Nee, dat hadden we niet…
Mijn oudere broertje voelde zich verantwoordelijk, en bood aan om dat thuis te gaan halen. De man stemde daar mee in en gebood ons, meisjes, op zijn terugkomst te wachten. Daarna zou een andere agent, die nu was eten, het van hem overnemen. Maar het was koud, het werd langzaam donker, en we kregen koude voeten. Hij ijsbeerde op en neer en sloeg demonstratief met zijn armen om zich heen. Meelevend bedachten wij dat hij het ook wel koud zou hebben. Dus toen hij voorstelde om maar gezamenlijk naar huis te lopen, leek ons dat beter dan het, stilstaand, alsmaar kouder te krijgen. En vervolgens begonnen we richting Roothaanstraat te lopen, de straat waar we allebei woonden, terwijl hij erover klaagde, dat hij door ons nou zijn avondmaal zou missen. Dat vonden we zo zielig voor hem….
In dat stadsdeel, Stratum, waren er overal tussen de achtertuinen van de huizen in smalle gangetjes, die meestal een kortere route boden. Toen hij een gangetje in wilde glippen, vertelde Els hem echter argeloos dat onze juffrouw daar woonde, waarop hij dat plan meteen weer liet varen. Maar er gaan meer wegen naar Rome… En aangezien we er de weg kenden, was ik niet argwanend toen hij met ons een ander donker gangetje inliep; dat deden we zelf immers ook altijd. Hij wees naar een verlicht slaapkamerraam en zei dat de bewuste politieagent daar aan het eten was, en dat we op hem moesten wachten. Op dat moment kondigde mijn iets oudere vriendinnetje opeens aan, dat zij wel even snel vooruit zou lopen… Ikzelf had echter nog niets in de gaten. Het drong niet eens in mijn naïeve geest door, dat het een wel erg vreemde gang van zaken was. Integendeel; in mijn onschuld stelde ik haar zelfs voor om maar een appeltje van thuis voor hem mee te nemen…
Terwijl zij pijlsnel naar de straat rende, bleef ik alleen met de man achter. Pas toen hij aan zijn gulp begon te sjorren, en vroeg of ik niet moest plassen, begon me iets te dagen… Maar op het moment dat hij aan mijn onderbroekje wilde gaan frummelen, kwam er opeens een man met een hondje het gangetje in gelopen. De ‘wetsdienaar’ wist niet hoe snel hij hem moest smeren! Zelfs op dat moment had ik nog niet door waaraan ik was ontsnapt…
Eenmaal thuis hoorden mijn ouders ontzet het hele verhaal aan, en de consternatie was groot, dat staat me nog helder voor de geest! Nog diezelfde avond moesten we, samen met Els en haar ouders, naar het politiebureau om te vertellen wat er gebeurd was. De rechercheur, die onze verklaring opnam, schoof ons een boek met foto’s onder de neus. Of we er iemand uit herkenden…

Pas veel later begreep ik, dat ik het aan de argwaan van mijn vriendinnetje te danken had, dat het niet verder uit de hand gelopen is met de ‘agent’, die een ordinaire kinderlokker bleek te zijn! Een figuur, waarvoor we als kleine kinderen al gewaarschuwd werden…
Maar door haar alertheid en mijn eigen naïviteit is het gelukkig nooit meer geworden dan een spannende, ietwat vage herinnering. Daardoor ben ik gevrijwaard gebleven van het trauma dat een dergelijk incident bij een kind had kunnen veroorzaken. Dus bij deze, Els, alsnog bedankt voor jouw waakzaamheid!

Open chat
Contact?
Hallo 👋
Kan ik je helpen met meer info?